Sinds ik in staat ben om ook maar enkele woorden te
begrijpen, vliegt het me om de oren. Toen ik mijn eerste stap zette, of iets
wat daarop leek, zei mijn vader: ‘Kijk
eens! Wat goed, joh!’. Vervolgens kwam mijn moeder kijken en zei: ‘Joh! ’t Is niet waar! Ze loopt!’, en
daarna stortte ik weer neer.
Nou is er in feite helemaal
niks mis met deze aanmoediging van mijn vaders kant en de bemerking van mijn lieftallige moeder. Ik vond het blijkbaar wel leuk,
want enkele minuten later stond ik weer te zwabberen. Het vervelende aan de
ogenschijnlijk goedbedoelde woorden van mijn ouders, is de ‘joh’.
Waarschijnlijk begreep ik op dat moment niet precies wat die ‘joh’ werkelijk
inhield. ’t Klinkt wel leuk en is allesbehalve kwaadaardig. Laten we hopen,
tenminste. Want in sommige gevallen neigt dit stopwoord wel naar een
onderliggende, zeer kwalijke betekenis.
‘Is helemaal niet erg dat je die antieke vaas van oma kapot hebt laten
vallen, joh.’ (Nee, túúrlijk niet: een onvervangbare vaas ter waarde van
een luttele vijftienhonderd euro aan scherven is helemáál niet erg.) Erger nog
is wanneer deze zin gevolgd wordt door een opmerking als: ‘Hij was toch oerlelijk’. Een
zeer nutteloze poging om de pijn te verzachten, want ondanks het gebrek aan
schoonheid, was het wèl vaas die ervoor had kunnen zorgen dat de bankrekening
flink gespekt werd na de dood van grootmoeder. En dat weten beide
gesprekspartners dondersgoed.
Ik betrap mezelf regelmatig op
een heel andere ‘joh’, in een soortgelijk gesprek als dit:
‘Ik ga even boodschappen doen. Ga je mee?’
‘Nou, eigenlijk ben ik niet zo in de
stemming. Je weet wel, drukke week gehad en dan ook nog eens
boodschappen moeten doen... Vind je het erg als ik mezelf nog een keertje
omdraai?’
‘Nee joh, ben je gek!’
Slaat helemaal nergens op, natuurlijk. Alsof jijzelf geen
drukke week gehad hebt en alsof jij staat te springen om jezelf in een
overvolle supermarkt met krijsende koters te bevinden op je vrije zaterdag.
Misschien dat de ander je bij had kunnen staan en dat jullie samen het leed hadden
kunnen dragen. Maar nee hoor, je partner verkiest jullie warme, aangename bed
boven de kommer en kwel van de plaatselijke supermarkt en laat jou de
vervelende klusjes opknappen. Logisch dat je dat op subtiele wijze kenbaar wil
maken. Jammer dat je dat alleen niet durft en de verbittering inslikt.
Het lijkt
er op alsof de ‘joh’ enkel gepaard gaat met negatieve en pijnlijke berichten. Maar
dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Zeker niet zelfs! Koppel deze uitspraak
eens aan verwondering en je krijgt uitspraken als deze:
‘Ik heb vorige week de Mount Everest
beklommen.’
‘Joh, echt waar?!’
‘ Nee, eigenlijk niet. Maar ik
moest jou even de verwonderde ‘joh’ laten illustreren.’
In zekere zin kan de ‘joh’ dus ook een soort ontzag
uitdrukken. Vaak volgt na de ‘joh’ een retorische vraag (‘Echt waar?!’). Het is dus niet de bedoeling dat je deze gaat
beantwoorden, zoals in het bovenstaande gesprek gebeurt. Daarmee ontneem je
jezelf de heldenrol die je zojuist (onterecht of niet) is toebedeeld.
De meest
vervelende ‘joh’-vorm, is de ‘Ja, joh!’.
Geïrriteerde personen flappen deze er vaak uit wanneer zij zich tijdens de
conversatie flink hebben zitten opvreten.
‘Johnny gaat nog even een televisie kopen,
voordat hij in zijn privéjet stapt voor een paar daagjes Las Palmas.’
‘Nog even een televisie kopen, privéjetje voor Las Palmas… Ja joh,
alsof het niks is!’
Waarschijnlijk heeft de bekende van Johnny helemaal niet
door hoe tactloos hij of zij bezig is. Dat maakt dat de sfeer al gauw grimmig wordt
en het gesprek langzaam doodbloedt. Want geef toe: die rijkeluiszoon van
een Johnny met zijn privéjet kan je geen moer meer schelen wanneer jijzelf op
de eerste dag van de zomervakantie in een kilometerslange file staat voor
Taurstunnel in Oostenrijk, met een airco die het begeven heeft en een rantsoen
van zweterige broodjes kaas en kleffe geplette krentenbollen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten